Interviews
Ieder jaar interviewt De Drammerskrant iemand die een belangrijke rol speelt of heeft gespeeld voor De Vrolijke Drammers. Hieronder vindt u een aantal van deze interviews.
Mart Dieks over ‘zijn’ Vrolijke Drammers
‘Er stroomt nog altijd Loils bloed door mijn aderen’
Door een gebrek aan vendeliers kwam hij een halve eeuw geleden bij de Loilse schutterij terecht. Vader Bernhard zat in het bestuur van Loil Vooruit, dus de weg naar zoon Mart was snel gevonden. Het was op een winterse balavond van dezelfde schutterij, waar het idee voor een Loilse carnavalsvereniging ontstond. Eef Tiemes, Jan Gerritsen, Gradus Kaldenhoven en Mart Dieks. Zij zouden de geschiedenisboeken in gaan als het kwartet dat aan de wieg stond van De Vrolijke Drammers, want het waren deze heren die 53 jaar geleden besloten dat de Loilse gemeenschap wel een extra feestje kon gebruiken. De 80-jarige Mart vertelt over zijn herinneringen aan De Vrolijke Drammers.,,Ik weet nog dat de start erg moeizaam was”, begint Mart. ,,Het animo voor die ‘gekdoenerij’ was aanvankelijk niet zo groot in ons nuchtere dorp. De enkele dames díe verkleed waren voelden zich al snel een vreemde eend in de bijt, en trokken na een paar uur hun gewone kleren weer aan.” Maar overtuigd van hun initiatief zetten de mannen door. Met groot succes, zo bleek later. ,,Ik denk eigenlijk dat ik maar zijdelings bij de oprichting betrokken was. Ik ben niet iemand die de kar trekt. Nooit geweest ook. Op de achtergrond, langs de zijlijn, daar ben ik veel meer op m’n gemak”, vervolgt Mart met een bescheidenheid die hem siert. Vals of niet. |
Toch heeft de in Loil geboren Didammer vele jaren op het podium van het Drammerstheater gestaan. Niet tijdens de pronkzitting, maar voor de tijd en na afloop. Om het op te bouwen en weer af te breken. ,,Daar werden we voor gevraagd door Theo Bolder na het overlijden van diens vader. Theo zei altijd ‘Wat vader dee’j mot deurgaon’, dus dat deden wij.” Bijna twintig jaar lang was het podium Marts pakkie aan. Er werd altijd hard gewerkt. Veel lawaai, weinig woorden. ,,Behalve wanneer Teun Donkers langs kwam om materialen te brengen”, lacht Mart. ,,Dan hadden wij even tijd om uit te zweten. Als Teun eenmaal op de preekstoel zat werden de mooiste verhalen uit de mouw geschud. Het mocht alleen niet te lang duren, want ’s avonds moest alles klaar zijn voor de generale repetitie.” Het podium bouwen is Mart niet onverdienstelijk gebleven. In 2005 mocht hij samen met Henk Goosen, Leo Godschalk en Wim Rutjes als bouwploeg het Drammertje in ontvangst nemen. De onderscheiding die jaarlijks door De Vrolijke Drammers wordt uitgereikt aan een persoon of groep die zich verdienstelijk maakt voor de vereniging. ,,Dat was een hele eer”, vindt Mart. ,,Het is leuk als je waardering krijgt voor wat je doet.” Sinds deze heren het befaamde beeldje in hun midden hebben komen ze jaarlijks bijeen om onder het genot van een ‘natje en een hapje’ bij te kletsen. En het Drammertje gaat mee. Aan het eind van de avond gaat hij weer met één van de drie andere trotse eigenaren mee naar huis om daar een jaar lang de schouw te sieren. ,,We hebben alle vier geconstateerd dat de vrouw des huizes wat vervelender is in het jaar dat de Drammer in huis is”, lacht Mart. ,,Het is toch te merken dat er dan twee mannen in huis zijn!”
Een tweede passie van de 80-jarige is de Drumfanfare van Loil Vooruit. Of het Tamboerkorps zoals dat voorheen werd genoemd. ,,Ik was wel bij de oprichting betrokken, maar gezien mijn muzikale capaciteiten ver beneden nul lagen werd ik belast met stokken maken, vellen spannen en geld inzamelen.” Maar dat deed hij altijd met veel plezier. ,,Want”, zegt Mart, ,,als ik iets niet leuk vind dan doe ik het niet.” Van begin af aan heeft het Tamboerkorps meegedaan aan de pronkzitting. ,,In de oprichtingsjaren waren de broers Rutjes nauw betrokken en tegelijkertijd fanatieke carnavalsvierders. De link tussen die twee werd dus snel gelegd.” Maar Mart heeft ook een keer zónder zijn vrienden van het Tamboerkorps op de drammersplanken gestaan. In een act van het inmiddels bekende pronkzittingduo Sabine Bolder en Rosalien Brandenhorst, betrad Mart het podium verkleed als dansmarietje. Samen met zwager en goede vriend Leo Godschalk. ,,Het was echt niet om aan te zien”, weet Mart nog. ,,Maar er werd wel ontzettend om gelachen.” De naam van Leo Godschalk wordt ook genoemd wanneer we Mart vragen naar zijn mooiste carnavalsmoment. ,,Dat moet geweest zijn toen Leo prins werd”, is het antwoord. ,,We waren allemaal zo vreselijk trots. Het is toch wel bijzonder om prinselijk bloed in de familie te hebben.” |
Marts herinneringen aan het Loilse carnaval gaan zo ver als de geschiedenis van de vereniging. ,,Ik kan me de allereerste optocht nog goed herinneren. Weet zelfs nog wie er voorop liepen. ‘Ut Kump’ heetten ze: de jongens van Donkers. Ze zaten op een grote closetrol. Wat een gekkigheid was dat. Ongekend voor ons, Loilse mensen.” Mensen die Mart nu, vijf decennia later en woonachtig in buurdorp Didam, nog altijd als zijn favoriete mensen omschrijft. Terugkijkend op 53 jaar Vrolijke Drammers kan er maar één conclusie worden getrokken: ,,Carnaval in Loil is meer dan gek doen alleen. De vereniging is echt een visitekaartje van het dorp geworden. De prachtige optocht, de pronkzittingen, de mooie onderscheidingen die de vereniging kent. En de dansgarde, welke vereniging heeft er tegenwoordig nog zo veel mooie dansmarietjes?”
Mart Dieks is zichtbaar trots op De Vrolijke Drammers die hij toch best een beetje ‘zijn’ vereniging mag noemen. En op zijn Loil. Want het is nog altijd Loils bloed wat er door zijn aderen stroomt. Daar kan zijn huidige woonplaats niets aan veranderen. En de tijd net zo min.
Afscheid van een gouden duo
De kracht van een duo is dat de één niet zonder de ander kan, en de ander niet zonder de één. Wat blijft er over van Lucas zonder Gea? En wie lacht er nog om Laurel zonder Hardy? Niets, niemand.Ook binnen De Vrolijke Drammers zijn sommige namen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Neem nou Diny Rutjes en Erna Heesen. Meer dan dertig jaar geleden veroverde de Loilse dansgarde een plekje in het hart van deze dames, om het vervolgens nooit meer te verlaten. Na 34 jaar vindt Diny het mooi geweest. ,,Het is tijd om het stokje door te geven.” ,,En als Diny stopt, stop ik ook”, heeft Erna altijd geroepen. Daarom nemen de Drammers dit jaar afscheid van het creatieve duo. Met een tikkeltje weemoed, maar vooral vol dankbaarheid.
Pas acht jaar was Erna, toen ze voor het eerst als dansmarietje de bühne betrad. Ze was te klein om met de ‘grote’ meiden mee te dansen, en dus danste ze solo. ,,Natuurlijk wilde ik liever met andere meisjes dansen”, vertelt ze. ,,Maar ik was ook allang blij: ik kón tenminste dansen.” Geld voor mooie, witte laarsjes of kleurrijke pakjes was er niet. Daarom werd kleine Erna naar alle bruiloften in Loil gestuurd om haar kunsten te vertonen. Vervolgens gingen twee grote dansmarietjes met de pet rond. ,,Vreselijk vond ik dat! Ik voelde me er altijd zo opgedrongen.” Liever denkt Erna terug aan een andere periode in haar dansgardeloopbaan: De jaren ’80. ,,Dat was de leukste tijd.” En behalve leuk ook nog eens erg succesvol. |
In 1985 werden de Loilse dames Nederlands Kampioen. Een jaar later behaalden ze de derde plek op de Europese Kampioenschappen. ,,Deze periode is voor mij absoluut één van de hoogtepunten”, zegt Erna. ,,We waren allemaal ontzettend fanatiek. Drie keer per week oefenden we: twee keer in een sporthal, en één keer bij iemand thuis in de garage.” Omdat de groep zo groot was, en de garage dus te klein, dansten de meiden om de beurt. ,,We bekeken elkaars pasjes altijd kritisch, dat is de kracht van onze groep geweest.”Twee jaar later moest Erna vanwege lichamelijke klachten stoppen met dansen. Ze besloot de andere meiden te gaan trainen. Het was in die tijd dat het gouden duo ‘Diny en Erna’ ontstond. De twee ontdekten al snel dat ze erg prettig konden samenwerken. ,,Eerst ging ik Diny helpen met de kleintjes, en later kwam ze ook mij ondersteunen bij de senioren.” Samen hamerden zij er tijdens de wekelijkse repetities op dat alle benen tegelijk de lucht in gingen. De dans bedacht Erna samen met de meiden, terwijl Diny elk jaar weer voor schitterende, op maat gemaakte pakjes zorgde. Ze vulden elkaar perfect aan. ,,En we voelden elkaar perfect aan”, zegt Erna. ,,Als ik iets niet kon, deed Diny het. En andersom.” |
De tomeloze inzet van de twee bleef niet onopgemerkt. De Loilse carnavalsvereniging onderscheidde beide dames met het Drammertje. Voor allebei een complete verrassing. ,,Ik moest er van huilen! Ik verwachtte het helemaal niet”, zegt Erna. ,,Ik kreeg het ook maar half mee. Ik was al helemaal bezig met de dans die de meisjes na de uitreiking zouden gaan doen, toen ik opeens iemand mijn naam hoorde zeggen.” Voor Diny bleef het niet bij het mooie beeldje. Afgelopen jaar kreeg zij zelfs een koninklijk lintje opgespeld. ,,Het is fantastisch dat je erkenning krijgt voor je werk, want je doet het ook allemaal maar.”
De dames hebben respect voor elkaar als voor geen ander. ,,Ach, Diny lijkt af en toe wel streng, maar ze heeft een hart van goud”, vindt Erna. ,,De dansmarietjes zijn haar alles. En andersom is zij als een ‘oppergod’ voor de meisjes. Vooral voor de kleintjes. Die lopen met z’n allen achter Diny aan als kuikentjes achter de moederkloek. Dat is een prachtig gezicht.
Toch blijven Diny en Erna altijd bescheiden. ,,We houden er helemaal niet van om zo op de voorgrond te staan. Dat zit nou eenmaal in onze karakters. Laat ons maar lekker achter de schermen ons werk doen.” Maar na dit carnavalsseizoen zullen de twee ook achter de schermen niet meer te vinden zijn. ,,Natuurlijk gaan we het missen”, zegt Erna. ,,Gezellig samen zijn met de meiden. Samen lachen. Samen bezig zijn met nieuwe pasjes. Heel vervelend doen over minuscule dingetjes die niet goed gaan. Ik zal er nog vaak aan terugdenken. Het is heel moeilijk om zomaar te zeggen ‘ik stop ermee’, wanneer je iets jarenlang met heel veel plezier hebt gedaan. Maar het is goed geweest. En we kunnen alles met een goed gevoel afsluiten en overdragen.” Vanaf volgend jaar zullen Miranda Scholten en Cindy van Iersel het stokje overnemen. Wie weet is er daarmee een nieuw gouden duo geboren. |
Jos Breeuwer zwaait na 30 jaar carnaval af als schooldirecteur
Polonaise als pedagogisch bindmiddel
Als directeur van basisschool Sint Jozef was Jos Breeuwer 30 jaar lang spin in het web rond de viering van carnaval door de Loilse kinderen. Komende carnaval is zijn laatste als ‘schoolhoofd’. “Loilse kinderen hoeven maar één hoempa te horen en ze lopen al de polonaise.”
Professor, rechter, chirurg, maar ook clown of vakantieganger. Bladerend door oude foto’s treft ‘meester Jos’ een keur aan creatieve uitspattingen rond zijn eigen outfit. Daar maakte de schooldirecteur met zijn team een sport van. “In alle vrolijke uitdossingen, zorgde ik er altijd voor dat ik er net even iets anders uit zag. Net een ander hoedje, net een ander pruikje.”Toen Breeuwer in 1979 de legendarische Tiel Groenestege opvolgde als directeur van de dorpsschool, werd hem al gauw duidelijk dat het carnavalsvirus in het kerkdorpje rond februari tot grote hoogte stijgt. |
Toenmalige carnavalsbonzen als Everhard Tiemes en Bennie Lenting kwamen gauw op audiëntie om de band tussen carnavalsvereniging en ‘lagere school’ te versterken. De vrijdag voor carnaval was en bleef een dag waarin de jeugd het een dag voor het zeggen had, en carnavalsvereniging De Vrolijke Drammers een dag neerstreek op de dorpsschool, die deze dag bol stond van plezier, spelletjes en feestgeruis. “Natuurlijk is het vanzelfsprekend dat de school betrokkenheid toont bij wat er speelt in het dorp”, kijkt Breeuwer terug. “Belangrijker vond ik te zien dat het carnavalsfeest tussen kinderen onderling tot saamhorigheid en verdraagzaamheid leidde.” Op dinsdag is het standaard kindercarnaval, en ook daar gaan veel basisschoolleerlingen volledig uit hun dak.De organisatie van een carnavalsfeest op school valt niet mee. De voorbereidingen vallen samen met de beredrukke decembermaand op de basisschool, en dat valt met name voor het onderwijzend personeel niet mee. De vrijdag wordt vooral georganiseerd als spelmiddag voor de kinderen, waarbij de hoogste groepen het feest organiseren voor de rest van de school. “Op dat moment zie je dus de grote kinderen de kleintjes aan de hand nemen. Een vertederend gezicht. Een bezoek van ‘de grote prins’ maakt daarbij indruk. |
Kinderen zien er naar uit, en kijken met grote belangstelling naar zo’n gevolg met grote mensen die met hen een feest komt vieren. Dat gegeven zorgt ervoor dat leerlingen besmet raken, en later diezelfde warmte voor het verenigingsleven uit gaan dragen. Heel belangrijk, maar vooral ook omdat ze leren hoe een feest als bindmiddel in een gemeenschap kan fungeren.”Groep 8 levert traditioneel de jeugdprins, en elke groep heeft haar deelname in bijvoorbeeld de jeugdpronkzitting. Groep 7 doet een jeugdjournaal, en elke leraar poogt op creatieve wijze zijn of haar bijdrage te doen. Dat dit vervolgens op een zondag, dus ook in de vrije tijd van de docenten wordt opgevoerd in zaal Hendriks, is volgens Breeuwer een traditionele vanzelfsprekendheid, waar niet aan voorbij gelopen mag worden. |
“Wat het ene jaar een verzoek is, wordt het andere jaar een plicht, het volgende jaar een noodzaak. De energie die veel mensen vrijwillig in het verenigingsleven steken zie ik als een gunst, niet als een vanzelfsprekendheid. Plezier en enthousiasme moeten drijfveer zijn, niet het automatisme.”In de voorbereiding op het carnavalsfeest is de school, en het schoolgebouw, een spil in de organisatie. Niet alleen de deelname aan de jeugdpronkzitting, maar ook de oefenavonden voor dansgarde en ‘grote’ pronkzittingen vinden er plaats. “Vanaf de kerst breek je je nek over de carnaval hier”, zegt Breeuwer met een grote glimlach. Zelf was hij jarenlang als ‘Hofzanger’ actief op de pronkzitting. Ook kijkt hij met trots terug op zijn plekje in de Loilse Nachtwacht vorig jaar. Toch een plek die je door goed werk moet verdienen.
Carnaval is altijd een wezenlijk onderdeel geweest van het reilen en zeilen op school, vooral ook omdat het gezien werd als een onderwijsmiddel. Alles heeft een doel. Ook verkleden, samen stukjes maken, gek doen, en deelnemen aan een dorpsfeest maken volgens meester Jos een wezenlijk onderdeel uit van de vorming van kinderen. Dat Jos dit jaar voor het laatst in functie zijn polonaise loopt, maakt bij hem zelf vooralsnog geen emoties los. Want ondanks zijn lange dienstverband in Loil, is hij altijd iemand geweest die hoewel betrokken ook altijd graag enige afstand neemt. Een doelbewuste keus.
“Belangrijker vind ik dat de jeugd het feest aangrijpt om zich goede normen en waarden eigen te maken. Dat iedereen met respect met elkaar omgaat. Die voldoening is voor mij belangrijker dan mijn eigen eergevoel. Ook na 30 jaar aan het hoofd van deze school.” Maar Breeuwer is er van overtuigd dat dit in Loil wel goed zit. “Die jonge spruiten staan bij de allereerste hoempa al in de polonaise.”. Zeker wanneer ook ouders en omgeving door deze culturele uitspattingen meer betrokken raken bij het wel en wee in het schoolgebouw, tegenwoordig nog wel eens een zorgelijk punt. “Zo nemen ouders tegenwoordig het schrijven van een buut voor hun rekening. Ik vind het goed om te zien dat niet verwacht wordt dat ‘school’ alles regelt. Een feest vieren doe je met elkaar, en het feest organiseren dus ook met elkaar.” |
Volkslied-auteur en podiumbeest Joep Boxstart aan het woord:
‘Hier wil ik blieven ademt Loilse emotie’
Joep Boxstart is niet alleen een kopstuk van de regionale kleinkunst; hij is bekeken door Loilse ogen vooral de geestelijk vader van ‘Hier wil ik blieven’, het Loilse volkslied dat dit carnavalsjaar voor het 19e jaar door honderden kelen zal gieren. “Ik heb hier volwassen mannen om zien huilen.”
”Het lied is geschreven om emotie op te wekken”, zegt Joep. “Ik ben geen Loilse, dus ik heb goed moeten zoeken naar de juiste woorden om de gevoelige snaar te raken. Daarvoor heb ik me goed laten informeren, en ben een aantal keer het dorp doorgereden om sfeer op te snuiven. En het is gelukt. Ik heb weken met Leo Godschalk moeten oefenen, maar aan de tonatie hoorde ik dat het goed zat. Er was een klik. En ja hoor, er zaten volwassen mannen ronduit te huilen toen het voor eerst werd gezongen.” Het officieuze Loilse volkslied werd in 1988 voor het eerst ten gehore gebracht in zaal Hendriks
WeemoedDe wijze waarop ‘Hier wil ik blieven’ op papier is gezet, typeert Boxstart. Een man die tot zijn nek in het dorpse leven zit, oog heeft voor de karakteristieke aspecten van het leven en dit op een uiterst creatieve, humoristische en weemoedige wijze op het podium kan vertolken. Of het nu middels zang, muziek of cabaret is; Boxstart is een duizendpoot die vooral dicht bij zichzelf is gebleven en daardoor overal een graag geziene gast is. Op dezelfde wijze ontstond ‘Huttenkearl’. een aubade aan het leven in de ijzergieterij van de DRU, maar ook een zotte kraker als ‘Het peerd van Theet’. Er verdwijnt een cd in de cd-speler. Het liedje ‘Kerstmenu’, vertelt hij. Geen tingelende belletjes en zoete woorden over engeltjes, maar een Boxstartiaanse benadering van taferelen na de kerstnachtmis: brood met jus en verse worst. Waar Joep is, is leven. “Ik heb nog zo veel materiaal. Voor elke gelegenheid heb ik wel wat. Misschien omdat dagelijkse dingen en situaties ter plekke mijn inspiratie zijn. Ik heb voor een Sportcafé Lokaal wel eens tot mijn opkomst niet geweten wat ik ging spelen. En toch ging het goed.” |
Liefdesbriefje
“Mijn eerste teksten waren liefdesbriefjes. Voor Hennie in de zesde klas van de basisschool”, vertelt hij. “Die gingen de klas door naar voren. Het schrijven en entertainen heeft me nooit meer losgelaten. Toch heb ik altijd het besef gehad dat je regelmatig wat anders moet doen. Altijd op het hoogtepunt stoppen, omdat je niet wilt dat mensen beginnen te zuchten als je op het podium stapt. Het is altijd een hobby gebleven. Als ik dan zie dat mijn tekst bij zaal Hendriks op de gevel hangt, dan geeft me dat een kick.” Boxstart wil gewoon altijd wat losmaken. Een lach, een traan, een spiegel voorhouden en kippenvel kweken.
Loil
In Loil stond hij veel op de planken; in verschillende hoedanigheden, maar altijd met de karakteristieke grappen en grollen, de herkenbare stijl en de rake liedjes. “Altijd even goed informeren naar lokale zaken. Ik heb heb wel eens ergens anders een fout gemaakt door mensen met foute scheldnamen te benoemen. Dat check ik nu altijd! In de buutton staan is vooral een zaal aanvoelen en sterk in je schoenen staan. Natuurlijk ben je goed voorbereid, maar je moet weten wat voor een zaal je voor je hebt. Dan pas kies je voor de juiste grappen of voor improvisatie; dan pas kies je voor de harde of de zachte aanpak. De zaal bepaalt wat voor avond het gaat worden.” Boxstart begeleidde onder meer de jeugdige Rianne Jansen, en was klankbord voor de regie.
“Ik ben overal geweest, maar de Loilse pronkzitting en het carnavalsfeest is regionaal gezien gewoon de beste, vind ik. De organisatie, de creativiteit. Op de pronkzitting staan telkens weer eigen mensen.” Wel vind Boxstart, tonprater van het pure soort, het jammer dat de ouderwetse ‘buutredener’ is overvleugeld door ‘de geacteerde sketch’. “Maar tijden veranderen. Net zoals een grap die vroeger messcherp was, nu flauw is.” Bijzonder vindt Boxstart de verwevenheid van het verenigingsleven. “Schutterij, muziek, sport, carnaval. Alles heeft raakvlakken. Iedereen is met iets bezig. Er zijn geen hokjes. En dat is in deze streek bijzonder, geloof me.”
Joep in vogelvluchtJoep Boxstart (59) is geboren in Babberich maar tegenwoordig woonachtig in Wehl. Hij runt nog altijd wielerspeciaalzaak Grimpeur in Babberich en is in zijn vrije tijd op de gekste gelegenheden achter de microfoon te vinden. De rasentertainer zat op zijn 12e in zijn eerste bandje The Singing Friends, en was toen al gek op het schrijven van teksten en liedjes. Op zijn 23e stond hij samen met Henk Jansen voor het eerst met carnaval op de bühne in Babberich. De liedjes en sketches waren een gouden vondst; het duo veroverde de streek. Boxtart maakte de LP Liemers Plat en maakte furore op het Schlagerfestival in Zevenaar. Vanaf 1985 ging Joep solo, waarbij hij met zijn buuts ook op de Loilse pronkzitting te bewonderen was, en veel achter de schermen creatief meedacht.. In 1990 stond hij zelfs in de finale van Cameretten, een bekende landelijke wedstrijd voor cabarettalent. In 2000 begon een nieuwe episode in zijn grootste hobby. Samen met Jos van Amerongen trok hij muzikaal ‘van A naar B’; met ‘De Kearls’ veroverde hij als onderdeel van een zeskoppig gezelschap vele harten met conferences en pure muziek. | |
Momenteel werkt Joep aan een boekje met verhalen, dat “Ongeloagen waor” gaat heten. “Maar ik kan er nog geen eind aan breien.” |
‘Horeca-magnaten’ Hendrik en Dinie Burghard:
Kroegentocht op het eigen erf
Met het horeca-aanbod op hun erf zouden ze het aantal kroegen in Loil ruimschoots verdubbelen. Drie kantines op één erf. Twee daarvan staan in het teken van de carnaval. Hendrik en Dinie Burghard over om de bedrijvigheid, eendracht en humor rond hun woning. ,,Het worden een beetje ‘je eigen jongens’. Je blijft er jong bij’’, aldus de ‘horeca-magnaten’ van de Sommenweg.
Ooit viel de opmerking ‘wie zuipt er hier zo veel?’. Kennissen zagen de grote hoeveelheid gebotteld gerstenat prijken op het erf en vroegen zich af of Hendrik (67) en Dinie (61) -al 38 jaar getrouwd- een dubbelleven als notoire alcoholisten leiden. Ze wisten niet wat er zich allemaal aan de Sommenweg afspeelt, zodra de carnaval dichterbij komt. De Vruutdruuvels en De Boezemvrienden bouwen naast elkaar hun carnavalswagen, en hebben hun eigen kantinetje aan de kop van de schuur. ,,We worden elke zaterdag naar binnen gesleurd. ‘t Is haast te gek’’, lacht Hendrik. ,,De frikadellengeur hangt over het erf.’’
Maar weigeren kon het echtpaar niet toen beide zoons in 1994 en 1995 voor huisvesting van de carnavalsgroep aanklopte bij hun ouders. Beide groepen waren op zoek naar een nieuw bouwadres. En de appel valt niet ver van de boom. Hendrik en Dinie hebben zelf namelijk ook een carnavalshart. Vanaf het begin van de carnavalsoptocht in Loil liep het toen nog niet getrouwde paar mee met ‘de Wehlseweg’, onder meer met de bekende creatie ‘Het Veronicaschip’. Twee jaar geleden stond het paar als de helft van ABBA nog op het podium tijdens de pronkzitting. Sinds dat de Boezemvrienden bij Burghard bouwen, is Hendrik de ‘vaste’ chauffeur. Hendrik en Dinie verwelkomden destijds de carnavalsnomaden met open armen. En waar gebouwd wordt, wordt gedronken. Zowel de Boezemvrienden als de Vruutdruuvels hebben achterin hun schuur een knus kantinetje gebouwd. Tel de kantine van de vendeliers, in een andere schuur op erve Burghard, hierbij op en de enorme bierconsumptie aan de Sommenweg is verklaard.
Dinie en Hendrik zijn zeer te spreken over ‘hun’ jongens. Naast de doldwaze taferelen die zich rond de carnaval afspelen, is het erf altijd netjes opgeruimd (aldus Dinie) en wordt het gereedschap van Hendrik altijd netjes teruggelegd, op een abusievelijke geval na. Maar verbazing en waardering is er voor de creaties. ,,Ongelovelijk wat er ‘uut die kleine hökskes’ wordt getoverd. Op zaterdagen gaat de muziek tegen elkaar op’’, lacht Hendrik. De kantines worden ook doordeweeks warm gestookt, en zijn inmiddels tot sfeervolle mini-cafeetjes uitgegroeid, compleet met vetpan en magnetron. ,,Hier wordt wat afgeouwehoerd.’’
Ondertussen wordt buiten ‘Pipo’ ter Heerdt in de vrieskou boven in de kraan stilgehangen, waarop de complete ploeg besluit maar koffie te gaan drinken. Hetzelfde slachtoffer wordt vastgebonden vooraan de Sommenweg gezet. De anekdotes vliegen over tafel. Ander hilarisch moment was de dag waarop zoon Erik tot prins werd verkozen en Dinie ongezien grote hoeveelheden bier en versnaperingen in huis moest halen. ,,Naar verschillende supermarkten, beetje bij beetje’’, lacht Dinie. Toen andere zoon Fedor (hij wist van niks) de auto in zijn diensttijd meenam naar de kazerne zat deze per ongeluk nog volgeladen met door Dinie bij elkaar gesprokkeld bier. ,,Daar had hij grote problemen mee kunnen krijgen’’, lacht Hendrik.
De lachspieren worden op de proef gesteld bij Hendrik en Dinie aan tafel. Een goedlachs stel met het hart op de goede plaats. Maar in alle euforie, memoreert het echtpaar ook het afgelopen carnavalsjaar, toen het overlijden van Boezemvriend Jos Meijer ook het bouwcomplex aan de Sommenweg in rouw dompelde. ,,In goede én slechte tijden moet je er voor elkaar zijn’’, is de mening van het stel. ,,In dat soort dagen merk je pas hoe belangrijk het verenigingsleven is. En het is toch prachtig om daar deel van uit te maken?’’